Ieder verhalenverteller werkt eraan om “vertelkunst” te promoten. Zowel professionals als amateurs, in ieder project. Maar in dit artikel vertel ik waarom onze projecten nooit zullen leiden tot een volwassen vertelwereld, als er geen vertelkritiek ontstaat.

Toevoeging na reactie van Nancy Wiltink: vertelkritiek is in dit artikel geen recensie van een voorstelling of beoordeling van een verteller. Maar lees hieronder wat het wel is 🙂

Het gaat best goed met vertellen

Eigenlijk gaat het best goed met vertellen in Nederland. We hebben opleidingen, we hebben podia, festivals. We draaien vertelprojecten in de zorg, in het onderwijs. Zelfs marketeers hebben “storytelling” ontdekt…

Dus we worden gezien. Misschien nog niet zo goed als we willen, nog niet zo vaak, maar toch.

Raymond den Boestert (Verteller van het Jaar 2012) en Theo Hendriks (corporate storyteller) wezen er bijvoorbeeld op Facebook op dat satire van de Speld over storytelling ook betekent dat het vertellen in de belangstelling staat:

storytelling op Facebook

Maar als bescheiden speler in deze vertelwereld, wil ik meer dan dat. Ik mis iets. De bekendheid van vertellen bij het grote publiek. Posters in de stad met de namen van meestervertellers. Tafelgasten in De Wereld Draait Door.

Ik mis dat verhalen vertellen wordt gezien als een echte kunstvorm, met een eigen vertelwereld.

Moeten we dan een “kunst” willen zijn?

Dat is de eerste vraag die op komt. Is vertellen een kunst? Moet het een kunst zijn? Is de praktische toepassing ervan niet veel belangrijker dan de vraag of het een kunst is? Is het niet voldoende dat we mooie dingen maken? Is storytelling niet gewoon entertainment? Kunst klinkt gelijk zo “kunsterig”.

Klopt.

Vlamingen zijn niet bang om verhalen vertellen direct “vertelkunst” te noemen. De info op de site Vertellen is Vlaanderen is kraakhelder en biedt er een hele pagina over: “Vertelkunst is de levendige dynamiek tussen drie elementen: het verhaal, de verteller en de luisteraar.” Dat is herkenbaar.

Op de site van de Nederlandse Stichting Vertellen moest ik er wat langer naar zoeken. Maar ook daar is vertellen als “kunst” te vinden.

Alleen wordt dit niet zo beleefd buiten onze eigen kring van vertellers en liefhebbers. Zeker niet door het establishment van Uitmarkt en omroep. En met het gebruik van de term “storytelling” door marketeers zijn we verder weg dan ooit van een beoordeling als (klein)kunst.

Mijn vraag is dan ook hoe we verhalen vertellen tot “meer” kunnen maken. Meer dan een praktisch instrument in projecten, meer dan het gespreksonderwerp in een eigen panel, meer dan kleine podia en festivals. We hoeven geen volledige kunstwereld te zijn, maar iets meer dan wat we nu zijn, zou mooi zijn.

Een ander voorbeeld: bouwkunst

Laten we eens kijken naar de verhouding tussen praktische toepassing en “meer dan dat” in een andere tak van sport: bouwkunst. Vrijwel niemand zal een kantoortoren “kunst” noemen. Tegelijk zal vrijwel niemand met enig inzicht de Sagrada Familia in Barcelona zomaar een kerk noemen. De ene is een praktische toepassing en de andere is veel meer dan dat.

Ergens ligt dus het kantelpunt van praktische toepassing naar meer.

Mijn stelling is: dat kantelpunt ligt in het achterliggende idee van waaruit wordt gebouwd en de energie waarmee dat idee wordt verkondigd.

Want ooit maakte een architect of bouwkundige het verschil.

Door niet zomaar een huis te bouwen zoals hij had geleerd, gewoon vanuit het ambacht, of de vaardigheid. Ooit ontwikkelde hij een visie op hoeken, rechte lijnen, ruimtegebruik. En ooit besloot die architect daarover een architectuurkritiek te schrijven.

Zo’n kantelpunt verdient de vertelkunst ook: de vertelkunst verdient een vertelkritiek.

Vertelkritiek is een eng woord

Nu is kritiek natuurlijk een eng woord in vertellersland. We zijn voor saamhorigheid, verbinding, bruggen bouwen. Dat is immers wat we doen in vertelprojecten met ouderen, kinderen, asielzoekers, wijkbewoners.

Kritiek klinkt als discussie, oordeel, goed en slecht. Het klinkt als de gevreesde recensie in de krant.

Maar dat is het niet.

Want een echte kritiek is dit :

“Een manier om aan te wijzen op wat voor aannames, op welke gewone, niet-betwiste, onbewuste gedachten de dingen die we doen, gebaseerd zijn. Kritiek is een manier om die gedachten uit te wissen en proberen te veranderen: om te laten zien dat dingen niet zo vanzelfsprekend zijn als iemand gelooft, dat wat wordt geaccepteerd als logisch, niet langer zo geaccepteerd wordt.”

Uit: Michel Foucault, “Practicing Criticism,” 1988 (mijn vertaling)

Dat is een hele mond vol.

Mijn eigen uitleg is dat een vertelkritiek verhalen vertellen onderzoekt om bloot te leggen wat het wezen ervan is. Zodat het ons meer brengt dan alleen een fijne voorstelling of een goed uitgevoerd vertelproject. Zodat we iets leren over onszelf, hoe we omgaan met verhalen, waarom we een vertelling mooi of interessant vinden.

Voorbeelden van vertelkritiek

En wat zou een vertelkritiek dan kunnen zijn? Een kritische beschouwing van de nieuwste voorstelling van Eric Borrias? Neuh. Een oordeel over de muzikale  bijdrage van Onno van Tongeren aan de voorstellingen van Hans van Woerkom? Dat hoop ik niet.

Want ik hoop dat een vertelkritiek meer analytisch en genuanceerder is dan dat. Bijvoorbeeld:

  • Op welke manier hebben oRare en het Vertelcollectief uit de jaren negentig bijgedragen aan de huidige vertelcultuur? In kunstkritische termen: een historiografie.
  • Welke plaats heeft vertellen tussen acteren en cabaret? In kunstkritische termen: een genreverkenning, zoals Walter Roozendaal al eens is gestart.
  • Hoe zien we de vertelideeĂ«n van Eric Borrias terug in zijn voorstellingen? In kunstkritische termen: een poĂ«tica.
  • Sahand Sahebdivani die een artikel publiceert over zijn denkbeelden achter de Mezrab Storytelling School. In kunstkritische termen: een monografie.
  • Op welke manier interpreteren en vertellen drie verschillende vertellers het verhaal over de Indiaanse Jongen die zijn Naam kreeg? In kunstkritische termen: een semiotische analyse.
  • Wat zegt de structuur van een voorstelling van Hans van Woerkom en Onno van Tongeren over hun samenwerking? In kunstkritische termen: een structuralistische analyse.
  • Is het bestaande festivalmodel met vier vertellers die een middag lang in een carrousel vertellen, misschien toe aan vernieuwing?

En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Maar dat hebben we toch al?

Nee. Dat hebben we niet.

Nou ja, een beetje. Kijk bijvoorbeeld naar het prima artikel over een story slam door Melanie Plag: een mooie historische beschouwing en de vergelijking met theatersport komt goed uit de verf. En ik schreef zelf een artikel over de waarde van Pinksteren als vertelfeest. Daar is niks praktisch aan, maar het beschrijft hoe ik tegen vertellen aankijk.

Veruit de meeste vertelpublicaties gaan echter over de toepassing van vertellen in praktische projecten. Al in 2003 was vertellen voor kinderen en de valkuilen daarbij het thema in een artikel over de pioniers Eric Borrias en Marco Holmer. En alleen zijdelings werden esthetische zaken van vertellen aangeraakt.

De eerste helft van Jac Vroemens De Kracht van Verhalen raakt een beetje de vertelkritiek die ik bepleit. Maar zijn tweede deel en veruit de meest boeken zijn toch vooral Hoe kan ik-handleidingen, zoals ook Marco Holmers Professioneel Vertellen. Het zou mooi zijn als we meer gaan bieden dan die (weliswaar waardevolle) praktische handboeken.

Het nut hiervan: een volwassen vertelwereld

Een vertelkritiek levert geen betere voorstellingen. We gaan er niet mooier door vertellen. Doelgroepen uit vertelprojecten komen niet dichter bij elkaar.

Wat is dan het nut ervan?

Daar ken ik maar Ă©Ă©n antwoord op: we worden volwassen. Als we gaan schrijven over vertellers, hun voorstellingen en onze vertelwereld in goede publicaties, dan groeien we.

Als we gaan analyseren, becommentariëren, mijmeren, filosoferen, dan worden we meer dan projecten, werkgroepen, workshops, podia en festivals.

We kunnen natuurlijk prachtige verhalen vertellen. We kunnen vele projecten starten. We kunnen kinderen geletterdheid bijbrengen door mooie vertelprogramma’s. We kunnen demente ouderen laten opbloeien met verhalen. We kunnen vertellers opleiden en vertelpodia met onvermoeibare energie draaiende houden.

En dat moeten we ook vooral blijven doen.

Maar we worden pas echt een volwassen vertelwereld als we een goede vertelkritiek creëren.