Vorig weekend overkwam het me weer: mijn verhaal ging met mij op de loop. Ik zat er helemaal in en ik vergat de tijd. Ik vloog weg. De kwaliteit was top, maar het duurde dubbel zolang als bedoeld. Herkenbaar? En hoe los je dat op?

Wegvliegen is niet zomaar lekker vertellen

Ik heb de ervaring van wegvliegen niet bij elk verhaal. Soms vertel ik een verhaal dat gewoon lekker loopt. Ik kan me inleven, ik voel de emotie, ik ken de structuur, ik ken de woorden…

Kortom, zo’n voorstelling waarbij ik alle verbinding heb met mijn verhaal.

Maar “wegvliegen” is anders. Daarbij is het of ik buiten mezelf treed. Of het verhaal een eigen leven leidt, of de beelden van verre komen en aan mij gegeven worden. Of ik niet zelf mijn woorden kies.

De kracht en inspiratie uit die “gegeven beelden”, voelt mijn publiek ook. Als zij merken dat ik in het verhaal zit, dan neem ik ze mee. Dan merken ze dat ik alleen de boodschapper ben van de beelden.

Er bestaat voor mij geen krachtigere vertelervaring dan dat: als het verhaal met mij op de loop gaat.

Maar het gaat niet altijd goed

Er schuilen ook gevaren in dat “wegvliegen”.

Ik kan de verhaalstructuur uit het oog verliezen.

Dan draai ik rondjes, herhaal ik woorden, vergeet ik belangrijke elementen. Dan kan ik nog zulke mooie beelden maken, als mijn publiek de draad kwijt is, ben ik het publiek kwijt. Ik moet de verhaalstructuur dus door-en-door kennen.

Of ik kan me verliezen in dingen die mooi en goed lijken voor mij, maar die niet aankomen bij mijn publiek.

Want wegvliegen is vooral improvisatie. En wat ik improviseer is niet altijd goed. Met ervaring kan ik aardig inschatten wat werkt, maar ik kan zomaar uit de bocht vliegen. Ik moet dus altijd zorgen dat ik nog genoeg met de pootjes op de grond sta, om mezelf kritisch te bekijken. En de belangrijkste verhaalelementen moeten muurvast in mijn systeem zitten.

Maar mijn allerbelangrijkste valkuil bij wegvliegen is tijd.

Ik kan wel oefenen, maar met een echt publiek ontstaat het verhaal (en dus ook de verteltijd) pas echt.

En als ik wegvlieg is de tijd volledig uit zicht. Het enige wat dan geldt, is kwaliteit: beelden, woorden, gebeurtenissen die ik vertel.

Maar dat kan natuurlijk niet altijd. De organisatie rekent vaak op een eindtijd. Andere vertellers die na mij komen, rekenen op hun eigen ruimte. De marge om dan weg te vliegen, is heel klein. En eigenlijk is er geen marge.

Magisch met mate mag gewoon

Wegvliegen is dus magisch.

Het geeft me veel inspiratie. En het leidt tot goede vondsten.

Maar ik ben het aan mezelf, mijn publiek en mijn mede-vertellers verplicht om het te hanteren.

En het is geen garantie voor kwaliteit. Na de inspiratie begint gewoon het harde werk om alle vondsten goed in mijn verhaal te passen. En te zorgen dat het de volgende keer weer net zo magisch is.

Hoe zit het bij jou? Gaat jou verhaal wel eens met je op de loop? Vlieg je wel eens weg? In welke situaties? En kun je dan weer landen en goede vondsten hergebruiken? Deel het met mij en de andere lezers.

6 Reacties

  1. Peterine

    Hoi Raymond,
    Bij mij gaat een verhaal nooit met me op de loop. Juist omdat ik de draad niet wil kwijt raken. Ik wil ook niet in herhaling vervallen. Ik wil niet langdradig worden. En daar komt bij dat ik de boel altijd graag onder controle wil houden :-). Improviseren doe ik tijdens het oefenen en daar geniet ik dan ook bijzonder van. Dan haal ik de krenten uit de pap. Dus wegvliegen tijdens een vertelling voor publiek, ik ken het niet.

    Antwoord
    • Raymond Uppelschoten

      Dank je wel voor je reactie, Peterine. Goed om te horen dat je de controle houdt 🙂

      Antwoord
  2. Esther de Jong

    Hoi Raymond,
    Ik vind het wel leuk om daar samen een keer naar te kijken.
    groet Esther de Jong

    Antwoord
    • Raymond Uppelschoten

      Hi Esther, dat lijkt me leuk. Maar om direct even te corrigeren: ik vind het niet erg dat dit nu en dan gebeurt. Ik zou het op een bepaalde manier ook niet willen missen, want het is voor mij een essentieel deel van het vertelplezier.

      Antwoord
  3. Nancy

    Hoi Raymond,

    Tja, die programmeurs, schooljuffen, feestvarkens van de klok. Zij willen niet dat je hen meeneemt naar een land buiten tijd en ruimte, of dat willen ze wel, maar dan willen ze ook dat het precies 30 minuten duurt. Herkenbaar dit wegvliegen? Jazeker. Of we hier over kwaliteit moeten spreken weet ik niet, want dan zitten we te oordelen in het rijtje goed, beter best. En dat telt niet, in de wereld van het wegvliegen. Wat te doen?
    Vallen en opstaan en een gevoel voor tijd ontwikkelen. Een gevoel dat doorgaat terwijl je vliegt, dat telkens scherper wordt, totdat het precies 25 minuten duurt, op de seconde af.
    Een klok in een ooghoekje, ergens achter het publiek, kan helpen. Of alleen vliegen waar het kan. Blijf vliegen.

    Antwoord
    • Raymond Uppelschoten

      Dank je Nancy, voor je heel mooie reactie. Ik merk dat “wegvliegen” vooral gebeurt als ik mijn verhaal voor de eerste keer vertel voor publiek. Dan komen ook de mooie ingevingen. Bij herhaling consolideert het geheel 🙂 En inderdaad: laten we blijven vliegen.

      Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *