Bekijk je wel eens foto’s van je eigen verteloptredens? En merk je dat je steeds hetzelfde gebaartje hebt? Ik volg workshops, krijg coaching en ik probeer steeds kritisch te zijn op mezelf. Maar toch sluipen ze er nu en dan in: houdingen en gebaren als de Vinger, de Totempaal, de Kist en de Wuif.

Verhalenvertellers en beweging

Ik ken verhalenvertellers die heel statisch presenteren: ze vertellen een wonderlijk verhaal dat alle kanten uitgaat en ze vertrekken geen spier.

Ik ken er ook die een enorme mimiek hebben: alleen hun gezicht beweegt tijdens het verhaal en dat brengt een hele wereld tot leven.

En ik ken vertellers die over het hele podium springen.

Kortom: vertellers bewegen of verstillen op talloze manieren.

Zelf loop, draai of hol ik tijdens een vertelling ook behoorlijk. Maar soms kan dat niet. Dan is de ruimte te klein. Of kan ik om een andere reden niet bewegen zoals  ik dat heb bedacht.

Dan is de kans groot dat ik in één van mijn bewegingsvalkuilen stap.

Een dag later zie ik mezelf dan terug op een foto met de Vinger, de Totempaal, de Kist en de Wuif. Allemaal valkuilen waar ik in kan trappen als bewegende (of juist niet-bewegende) verhalenverteller.

Ik zet ze hieronder voor je op een rijtje. Ben benieuwd of je ze herkent.

Valkuil #1: de Vinger

De Vinger is één van mijn eerste en oudste bewegingsvalkuilen. Je gebruikt ‘m om aan het publiek te laten zien: nu gaat er iets belangrijks gebeuren, dus let op.

Zo stond ik vaak op de foto tijdens mijn eerste jaren als verteller. Kijk maar eens naar deze, van één van mijn eerste optredens (en dus nog zonder baard):

Raymond Uppelschoten vertelt het verhaal van de twee broersZie je me denken: oh, dit wordt belangrijk, ik moet ze er even op wijzen? Ik vertelde toen een grappig verhaal dat ik later nog vaak heb verteld, maar of dit nou de manier was om het publiek bij de les te houden?

Inmiddels weet ik wel beter. Door een goede blik, of een verandering van houding, krijg ik mijn publiek veel beter mee in het verhaal. Een blik is spannend. Een beweging leidt ze in een richting die belangrijk is.

De Vinger is mijn oudste, maar zeker niet mijn enige bewegingsvalkuil…

Helaas.

Want net zo hardnekkig was in de eerste jaren:

Valkuil #2: de Totempaal

In hetzelfde jaar als de eerste foto van de Vinger, kreeg ik deze gemaild. Het is een typisch voorbeeld van bewegingsvalkuil nummer 2: de Totempaal.

Raymond Uppelschoten vertelt op de Duivelsberg

Met de totempaal beeld je een weids landschap uit. Of een moment van “Wat gebeurt er nu?” Beide krijgen in ieder geval nietszeggende gespreide handen.

Gelukkig heb ik het leren herkennen. Liever kies ik nu bij een weids landschap voor een statische, kleurrijke beschrijving ervan .

Of zet ik een moment van “Wat gebeurt er nu?” kracht bij met een goedgekozen gezichtsuitdrukking.

Kortom: ik probeer er meer over na te denken. Alles om die eenvoudige Totempaal te vermijden. Soms lukt het me, maar zoals gezegd: het is hardnekkig.

Bijna net zo hardnekkig als:

Valkuil #3: de Kist

De Kist lijkt op de Totempaal, maar dan recht voor mijn lichaam. Ik steekt mijn handen uit in een moment van spanning, op het moment dat ik iets heel intens ga vertellen.

Nu ben ik vaak een intense verteller, met nogal intense gebaren.

Je wilt dus niet weten hoe vaak ik gefotografeerd ben met De Kist. Zelfs in Medaille, één van mijn fijnste voorstellingen tot nu toe, was er De Kist:

Raymond Uppelschoten vertelt Medaille: verhalen van herstel

Dat is natuurlijk ook het kenmerk van valkuilen: ze zijn er te pas en te onpas.

Bij een coachingsessie kreeg ik ooit te horen dat ik vaak in de “up” vertel. Ofwel: erg intensief. En geloof me: de Kist is héél intensief.

Nu kun je zeggen dat die Kist er niet toe doet. Als je intens vertelt, kunnen je gebaren intens zijn. Maar tegenwoordig experimenteer ik met andere vormen van intensiteit. Ik laat bijvoorbeeld liever weer die stiltes vallen, die ik eerder noemde.

Een stilte met een goede blik of een juiste beweging is vrijwel altijd intenser dan een krachtig handgebaar.

OK, de Kist komt dus voort uit intensiteit. Maar ik heb ook een valkuil uit luiheid:

Valkuil #4: de Wuif

De Wuif is het toppunt van ongenuanceerd handgebaren. De Wuif is namelijk zelden nodig. Hij gaat meestal over het landschap. Met een handgebaar beeld ik dan uit: heel uitgestrekte weilanden. Of een enorme groep mensen. Of een brede rivier. Het handgebaar van de Wuif scheert langs de horizon en beeldt een hele wereld uit.

Zoals hier. De foto is genomen op een onbewaakt ogenblik bij een tussendoorvertelling op vakantie:

Raymond Uppelschoten vertelt een verhaal op een vakantiekamp

Als ik gewoon rechtop had gestaan en een beeldende beschrijving had gegeven van het monster dat uit het water omhoog rees (want daar ging dit over), dan  was ik er blijer mee geweest.

De Wuif komt voort uit nonchalance. Misschien wel uit angst om niks te doen tijdens een beschrijving. Je ziet me ook naar voren buigen, alsof ik extra gewicht wil geven aan wat ik vertel.

Maar de Wuif geeft geen gewicht.

De Wuif is loos en nietszeggend.

De Wuif is als een drentelpasje naar links en naar rechts als ik vertel: het doet er niet toe, heeft geen betekenis in mijn verhaal, kan de luisteraar alleen maar verwarren en mag dus weg.

Hoe ik beweging nu probeer te gebruiken

Gelukkig heb ik veel geleerd van kijken naar andere verhalenvertellers. En van het werken met mijn goede vrienden in de vertelkring.

Soms krijg ik een goede ingeving door anderen bij een oefensessie. Soms ontdek ik ineens een beweging als ik in mijn kamer sta te oefenen.

En soms word ik met zo’n goedgerichte blik of beweging gefotografeerd. Zoals bij dit optreden:

Raymond Uppelschoten vertelt met één blik een heel verhaal

Het is de blik van een jongeman die door het raam zijn ex-verloofde (en toekomstig moordslachtoffer) aan tafel ziet zitten.

Ik weet nog dat ik de blik ter plekke bedacht. Hij paste daar gewoon.

Ik had natuurlijk mijn vinger op kunnen steken: let op, nu gaat het gebeuren. Ik had heel intense spanning kunnen laten zien door mijn stem te verheffen en de Kist in te zetten. Ik had met de Wuif kunnen aanduiden dat de gedachten van de man alle kanten op gingen.

Maar de verstilde beweging en de voorzichtige blik waren helemaal passend.

Ben ik even blij dat ik hiervan ook een foto heb.

Hoe beweeg jij als verhalenverteller?

Ik ben als verhalenverteller een echte “bewegingprobeerder” geworden. Zeker door grote vertellers waarmee ik mocht oefenen, probeer ik nu bewegingen uit. Ik varieer om te ontdekken wat de ene of de andere houding doet.

Ik weet dat er vertellers zijn die alle bewegingen uit de losse pols doen. Die niets geven om oefening of kritische verbetering. En ik ken er die eindeloos oefenen om een beweging zo perfect en veelzeggend mogelijk te maken.

En hoe ga jij hier mee om? Heb jij zo’n vervelend handgebaartje dat op elke foto staat? Of doe je gewoon wat er in je opkomt? Deel het hieronder met mij.