In een ver verleden maakte ik als reclamemaker zogenaamde moodboards. Het waren grote borden met knipsels, stoffen, kleuren om de sfeer aan te geven van een campagne, een evenement of ander ding waarover we brainstormden. Dat doe ik nu ook als verteller om de sfeer van een verhaal te bepalen. Daarmee kan ik beter focussen als ik werk aan een groot verhaal of een voorstelling. Hoe? Dat leg ik hier uit.

Moodboards brengen me in een flow

Om een voorstelling of verhaal te maken, wil ik in een bepaalde flow komen: ik wil me helemaal focussen op wat ik ga vertellen. Zo krijg ik de sfeer van een verhaal helder. De personages krijgen vorm, hun woorden groeien vanzelf en de beelden zijn precies zoals ze moeten zijn in de sfeer die ik wil oproepen. Dan hoef ik die beelden alleen maar te vertalen in mijn vertelling. Maar hoe kan ik van tevoren in zo’n sfeer komen? Nou: bijvoorbeeld met een ‘moodboard’.

vertelprogramma samenstellen

Hoe concreet moeten die afbeeldingen zijn?

Met een moodboard maak ik een verzameling plaatjes die de sfeer van mijn verhaal aangeven. Dat kan zo concreet of abstract zijn als ik zelf wil. Het voorbeeld op de foto is van mijn oefening om de sfeer van een verhaal vast te leggen over de Nieuwe Hollandse Waterlinie. En als je goed kijkt, komt er geen fort op de kaartjes voor. Op één staat toevallig iets wat lijkt op soldaten, maar daar blijft het bij. Dat is het mooie van deze oefening: het gaat om de sfeer van een verhaal en niet om de concrete inhoud. Zo kan Stonehenge of een stier dus voor een fort staan… Als dat voor mij maar werkt.

Mooie kaarten of snelle knipsels?

Er zijn allerlei handige hulpmiddelen om een moodboard te maken en zo de sfeer van een verhaal vast te leggen. Tijdens de oefening over de Waterlinie, in een workshop van de Vertelacademie, gebruikte ik bestaande, gedrukte kaartjes. Dat kan heel handig zijn: ik ben dan helemaal afhankelijk van wat daar op staat en ik bepaal dus weinig in de set afbeeldingen waarmee ik moet werken. Maar als ik de kaartjes vaker gebruik, kleeft daar ook al een geschiedenis aan. Kan ik voldoende loskomen van mijn oude set? Ik heb ook de voordelen ervaren van zelf afbeeldingen zoeken. Uit oude Libelles, Viva’s, kranten en  omroepbladen kan ik prima plaatjes halen. Wel opletten dat ik open blijf staan voor elke afbeelding en niet selectief zoek. Dat is immers niet de bedoeling van een creatief proces als dit.

Maar wat dan?

Alleen de plaatjes brengen me nog niet in de juiste sfeer. Eigenlijk begin het werk dan pas: ik moet er iets mee gaan doen. Hier zijn een paar acties die mij helpen om met die knipsels of kaarten te werken aan een verhaal:

  • Personages uitwerken: rond een portret verzamel ik landschappen, huizen, andere personages. Dat kleurt het eerste personage en geeft hem of haar een context. En met context kan ik het personage kleuren in mijn verhaal.
  • Verhaallijn uitwerken: als een verhaal licht begint en donker eindigt, moet ik dat met de plaatjes kunnen illustreren. Misschien moet het wel anders. Misschien gooi ik de verhaallijn wel helemaal om als ik die eenmaal voor me zie.
  • Hiërarchie bepalen: door de plaatjes te schuiven in een hiërarchie, bepaal ik wat het belangrijkste is in mijn verhaal: is dat een persoon, is dat een plaats, of een gevoel? Dat bepaalt hoe ik mijn verhaal wil beginnen en eindigen, welke beelden het belangrijkste worden.

Zo zijn er nog vele mogelijkheden met deze plaatjes. Elke actie die we bedenken is eigenlijk per definitie goed. Als ik maar werk aan de verhalen die ik vertel en de sfeer van een verhaal.

Dat maakt vertellen voor mij het mooiste ambacht dat ik ken: het werken aan verhalen is misschien nog wel fijner dan het vertellen ervan.