Ik heb een neefje dat faalangst bleek te hebben. Toen ik dat hoorde, was ik behoorlijk verbaasd. Hij is namelijk een heel leuk jong: vrolijk, creatief, slim. Net zijn oom. Zo’n jongen kon toch geen faalangst hebben? Waarom zou hij?

Maar hij en ik hebben meer gemeen dan ik dacht. Helaas.

De verschrikkelijke weg naar vertellen

Het zit zo.

Ik geniet ontzettend van vertellen.

Mijn publiek, alle bezoekers in afwachting – het begin van mijn verhaal (dat ik zo goed mogelijk probeer te krijgen), een grappige toevallige ingeving, goedgelukte bewegingen op het toneel. Het toneel zelf. De gezichten van mijn luisteraars.

Allemaal heer-lijk! Ongekend genieten.

Maar de weg er naartoe…

Die vind ik verschrikkelijk.

De allereerste stap bij een nieuw verhaal is nog wel OK. Als ik een verhaal zoek, dan kan ik genieten. Ik scan van alles, in allerlei bronnen: mijn boekenkast, bundels met verhalen, online publicaties, Google Books, verhaalideeën op mijn laptop of in mijn aantekeningenboek.

In de meeste bronnen vind ik wel een verhaal dat me aanspreekt. Ik lees het, herlees en ik denk erover na.

Lang.

Heel lang.

En heel vaak.

Veel te vaak en veel te lang.

Ik dacht altijd dat het denken nuttig was. Dat ik mijn verhaal verwerkte, het liet groeien. Dat ik broedde op goede, mooie ideeën.

Maar dat is niet zo.

Ik vlucht gewoon.

Vluchten voor wat?

Ik vlucht weg voor het echte werk. Voor het vertellen zelf. Ik houd mezelf voor de gek met mijn gedenk. Ik bedenk overgangetjes, maar ik spreek ze niet. Ik maak in mijn hoofd allerlei prachtige bewegingen, maar mijn lichaam doet niks.

Ik moet me echt zetten tot oefenen. Een eerste zin spreken en merken dat die niet werkt. Een overgangetje maken en halverwege stoppen omdat het niet goed voelt.

Ik vlucht weg van fouten maken.

Mijn mentor, de ervaren verhalenverteller Eric Borrias, zei ooit tegen mij: “Ga gewoon staan, probeer, loop, beweeg.”

En hij heeft natuurlijk gelijk.

Maar ik ben bang om te merken dat mijn woorden niet zo mooi zijn als mijn gedachten. Dat mijn bewegingen in de kamer niet zo ritmisch zijn als in mijn hoofd.

Ik heb tegen mezelf gezegd dat ik niet zo raar moet doen. Het is tenslotte een probeersel. En ik ben toch een goede verteller? Ik hoef toch geen genie te zijn? Ik mag toch gewoon oefenen, falen, genieten?

Maar het heeft me niet geholpen. Nieuwe verhalen blijven moeilijk.

Een oplossing voor mijn vertellersblock

Nu vond ik laatst een oplossing. OK, een mogelijke oplossing. Eén die misschien wel werkt in de reeks van dingen die ik al heb geprobeerd.

Er is een Amerikaan die (heel erg Amerikaans) schrijft over ‘tiny habits’: kleine veranderingen die grote veranderingen in gang kunnen zetten.

Het idee is simpel: doe iedere dag iets van wat je wilt bereiken. Geen grote plannen, geen lange termijn doelstellingen. Gewoon iedere dag één dingetje.

Eén rondje wandelen, in plaats van een marathon plannen. Eén kamer stoffen, in plaats van de complete voorjaarsschoonmaak. En als je dat iedere dag doet, loop je in een week toch 25 kilometer. Dan is je huis in 2 weken alsnog schoon.

Dat doe ik nu met vertellen: ik vertel elke dag 10 minuten.

Tien minuten lang praat ik. Ik stop niet, ik praat gewoon door. Ik maak fouten, ik kom niet uit mijn prachtige zinnen, ik blie-bla-bloe als ik niet uit mijn woorden kom. Maar ik ga door. De volle tien minuten lang.

Want ik weet dat er maar één weg is: ik moet hier toch doorheen. Nieuwe verhalen moeten echt weer gaan stromen. De lol in nieuwe ontdekkingen komt vast weer terug.

Doorgaan en genieten van verhalen vertellen

Het is natuurlijk niet iets dat met een middeltje opgelost kan worden. Dit zit dieper. Eigenlijk ben ik ook zo’n neefje bij wie een veel te duur bureau faalangst kan constateren.

Maar dat lost mijn probleem nu niet op.

Een half jaar geleden zei ik in mijn eerste voorstelling: “succes is geen vriend van alcohol en cocaïne”. Zo kan ik nu ook zeggen: “genieten is geen vriend van faalangst en verkramping”.

Daarom ga ik door. Iedere dag. Tien minuten een nieuw verhaal.

Niet voor niks heb ik mijn heerlijkste roeping gevonden in de vertelkunst, in verhalen die ik anders nooit zou hebben gelezen. In fantastische mensen om mee te werken, in het publiek, het toneel, het licht.

Als ik dat maar voor ogen hou, worden nieuwe verhalen gewoon weer leuk.

En wie weet?

Misschien komt die geniale beweging die in mijn hoofd zat, straks wel in één keer uit mijn lichaam.