Ik merkte als verteller al snel dat storytelling niet alleen gaat om het verhaal. Of om de personages, om de gebeurtenissen. Maar als verteller moet ik alle zintuigen van mijn publiek uitdagen. Bijvoorbeeld met geur.
De geur van…
Geur zit in één van mijn favoriete filmfragmenten: “I love the smell of napalm in the morning”. Uit Apocolypse Now, van Francis Ford Coppola (1979).
Bekijk de scène maar eens:
Een krachtiger (en idioter) beeld met geur ken ik niet.
Als kijker word ik helemaal de Vietnamoorlog ingetrokken door die opmerking. Ik heb nog nooit napalm geroken, maar ik kan me de scherpe lucht helemaal voorstellen. En ik ben dan ook direct in Vietnam.
Toen ik dat merkte, ben ik geur gaan toepassen in mijn vertellingen. Gewoon zoals ik ook met extra woorden mijn verhalen probeer te verbeteren.
Geur geeft extra kleuren aan mijn verhaal
Met goede geuren in mijn verhaal maak ik sterke beelden. Zo kan ik de sfeer van een verhaal met subtiele of dikke penseelstreken op het doek zetten.
Schrijvers doen het bijna vanzelf:
Er omgaf mij een sterke geur, niet die van haring, en evenmin die van tabaksrook, maar de lucht van ongeverfd, goedkoop vurenhout.
(Gerard Reve – Haringgraten)
En zo kunnen verhalenvertellers het ook.
Met geur zetten wij verhalenvertellers een plek, een persoon, of een handeling heel stevig neer. Toevoegen van geur is zo één van de vele manieren om mijn vertelling te verbeteren.
Mijn eigen voorbeeld: jaguarman
Maar hoe doe je dat dan?
Ik geef je een voorbeeld uit één van mijn eigen lievelingsverhalen “Groene Stenen” (een eigen schrijfsel). Dat verbeterde flink toen ik speciaal ging letten op geur.
Het verhaal speelt in het Amazonegebied. De hoofdpersoon is een Jaguarman: overdag gewoon een mens, maar ’s nachts een jaguar.
Zijn transformatie speel ik altijd lekker uit. Zijn armen worden poten, zijn handen klauwen, de tanden in zijn mond groeien tot flinke slagtanden. Maar zijn half-jaguar-zijn werd veel sterker toen ik er geur aan toevoegde.
Geur maakte de transformatie nog sterker
Als de jaguarman ’s morgens weer mens is geworden en naast zijn vrouw op de slaapmat kruipt, kan zij van alles doen: ze kan hem vastpakken, zoenen, ze kan zich omdraaien met de rug naar hem toe. Ze kan van alles denken: waar ben je geweest, hoe moet dit verder?
Maar ik koos voor geur.
Zij ruikt de donkere aarde tussen zijn vingers. Ze ruikt het vocht van de jungle op zijn schouders en in zijn haren. En als zij hem vastpakt kleeft de geur ook aan haar handen. Zo kleeft zijn dubbelleven dus ook aan haar.
Ze weet wat hij is, maar als ze die geuren ruikt, dringt de werkelijkheid pas echt tot haar door.
Het is één van de meest beeldende scènes in het verhaal, dat kan ik je wel vertellen.
Aan de gang!
En vertel dus eens… In welk verhaal kun jij geur toepassen? Hoe verrijk jij je verhaal met smerige, heerlijke, aantrekkelijke of afstotende luchten?
Bedankt Raymond, ik probeer altijd al in geuren en kleuren te vertellen, maar ga er nog meer op letten.
Dag Irene,
Fijn, veel plezier daarbij!
Groet,
Raymond
“Atalanta stopte en raapte de tweede gouden appel op. Hijgend en puffend kwam Hippomenes dichterbij, Nu was hij naast haar. De mouw van zijn kleed raakte net de rug van haar hand. Ze schrok. Ademde in en rook zijn zweet. Mannenzweet. Ze snoof nog eens, maar het was alweer weg. Met de twee appels in haar handen rende ze achter hem aan en haalde hem al snel in.”
Een heel snelle, vervliegende geur, Paul. Dankjewel!
Ooit geprobeerd met echte geur? Ik vertelde op het chcoladefestival over de oompa loompa’s in de fabriek van Willy Wonka. Qua woorden was het genoeg om te zeggen ‘het rook er net zoals hier, maar dan nóg sterker.’
Tja, Willy Wonka’s chocoladeluchten, daar kan weinig aan tippen. Maar door je reactie zit nu het Oompaloompa liedje in mijn hoofd. Een ander zintuig en net zo krachtig. Dankjewel, Nancy, zal ik maar zeggen 🙂
Inspirerende voorbeelden, Raymond. Het sluit (natuurlijk) aan bij je andere blogs. Bij het voorbereiden van je verhaal stap je even in je personage, daar sta je even stil en probeert waar te nemen wat hij/zij waarneemt en te bepalen wat het meest essentieel is. Maar ik moet er ook vaak moeite voor doen om me bewust te worden van ALLE zintuigen: hoe ruikt het, hoe klinkt het, is het warm of koud of nat of zijn er andere gewaarwordingen. En dan moet je bepalen: is dat relevant of is het zo gewoon voor het personage dat het hem/haar niet opvalt. Een voorbeeld is Noach, als die als de regen ophoudt weer aan dek komt: het water is smerig en stinkt naar verrotting. Het dringt tot hem door hoe eenzaam hij is.
Lijkt me een leuke oefening voor de volgende vertelkring: een klein bekend verhaaltje in gedachten nemen en een aantal vertellers focust op geur, anderen op bijvoorbeeld geluid of kleur.
Mooi voorbeeld van Noach! En ik ben benieuwd hoe die oefening bevalt in je vertelkring. Dank voor je reactie, Caroline.